Hieronder vind je de achtergrondartikelen van de hoofdstukken 7, 2, 4 en 5 bij elkaar.

Achtergrond H7: De bevolking van het Romeinse Rijk

Er woonden zo'n 50 tot 60 miljoen mensen in de regio's van het Romeinse Rijk, grofweg een tiende van wat er nu woont. Rome, Alexandrië en wellicht Antiochië hadden honderdduizenden inwoners, Rome misschien zelfs een miljoen op haar hoogtepunt. Maar verder moet je denken aan tienduizenden en duizenden inwoners per stad.

Sociale klassen

Macht en rijkdom waren enorm scheef verdeeld. Enkele honderden families in Rome waren extreem rijk met name door de veroveringsoorlogen en het om de beurt mogen uitbuiten van de provincies (als gouverneur). In provinciesteden werd de macht verdeeld tussen enkele tientallen families. De oorlogen hadden geleid tot genocide, miljoenen slaven en talloze migranten. In Italië was grofweg een kwart van de bevolking, veelal van buitenlandse herkomst, eigendom van de elite. Maar trouwe slaven konden worden vrijgelaten en kregen dan de achternaam van degene die hen vrijliet. Opstandige slaven werden gemarteld en gedood. De meeste boeren en burgers waren niet rijk. Veel burgers waren loyaliteit verschuldigd aan hun 'patroon,' het hoofd van een van de aanzienlijke families in de stad, die hun belang kon behartigen. Wie te arm werd verkocht zichzelf en zijn familie soms als slaaf om te kunnen overleven. Vreemdelingen hadden geen bescherming. Reizigers die geen burger waren van de stad die ze bezochten moesten voorzichtig zijn. Een uitzondering vormden de burgers van Rome, die genoten in het hele Romeinse Rijk rechtsbescherming.

Huwelijk, geboorte en sterven

De macht van het familiehoofd over de vrouwen, mannen en kinderen in de huishouding was absoluut. Het pijnigen, verminken of doden van eigen kinderen of slaven was niet strafbaar.

Het huwelijk was voor het verwekken van wettige kinderen en erfgenamen. Seksuele trouw werd daarom alleen van de vruchtbare jonge echtgenote verwacht. Slaven hadden geen rechten, ze konden zelfs niet over hun eigen lichaam of seksualiteit beschikken. Dochters van vrije burgers werden in hun tienerjaren uitgehuwelijkt. Mannen trouwden voor het eerst rond hun 25ste. Als een van de partners wegviel bleven oudere (niet langer vruchtbare) weduwen alleen over met hun wezen. Weduwnaars, al waren ze 50 jaar oud, hertrouwden vooral met een tienermeisje of een jonge weduwe, soms niet ouder dan hun oudsten kinderen. Veel kinderen hadden dus een oudere vader of alleen nog hun moeder. Als vrouwen vruchtbaar bleken en niet voortijdig in het kraambed stierven, baarden ze gemiddeld zo'n 6 tot 9 kinderen. 

De kindersterfte was enorm. De helft van de pasgeborenen stierf voor het vijfde levensjaar. Wie de kindertijd overleefde werd gemiddeld zo'n 50 jaar oud. Het selecte groepje dat die leeftijd ook echt bereikte kreeg er gemiddeld nog zo'n 15 jaar bij. Een kleine groep werd 70 of 80 jaar oud.

Joden

Er waren enkele miljoenen Joden rond het midden van de eerste eeuw, verdeeld over met name Palestina, het oosten van het Romeinse Rijk en het Parthische Rijk (vooral in het gebied dat we nu Irak noemen). Joodse gemeenschappen in de Grieks-Romeinse steden kregen enige vrijheid om hun gemeenschap te besturen (en in toom te houden). 

Achtergrond H2: Pseudepigrafe brieven van Paulus? 

Pseudonieme brieven zijn brieven onder een valse naam; pseudepigrafe brieven zijn brieven onder een echte naam, maar valselijk aan die persoon toegeschreven. Theologen kijken als volgt naar de brieven waarin ‘Paulus’ als afzender genoemd wordt:

  • Onbetwist van Paulus: Romeinen, I en II Korintiërs, Galaten, Filippenzen, I Tessalonicenzen, en Filemon, in totaal 61 hoofdstukken van de 87.
  • Brieven uit de eerste eeuw op naam van Paulus, geschreven door hemzelf of door zijn leerlingen: Efeziërs, Kolossenzen en II Tessalonicenzen, 13 hoofdstukken van de 87.
  • Pastorale brieven, door velen gezien als pseudepigrafen en dan pas in het begin van de tweede eeuw geschreven: I en II Timoteüs en Titus, eveneens 13 hoofdstukken van de 87.

Voor het begrijpen van Paulus’ controversiële leven krijgen de onbetwiste brieven uiteraard voorrang, al moet je dan nog steeds bedenken (zeker bij Paulus) dat je maar één kant van het verhaal leest.

Vaak worden de betwiste brieven gelezen als de woorden van zijn volgelingen op een later tijdstip, op naam van Paulus gesteld en als zodanig verspreid. Dat is overigens niet zonder problemen. Hoewel het schrijven van brieven, handelingen, evangeliën en openbaringen op naam van de apostelen een literaire vorm werd in de tweede eeuw, lijkt het er toch op dat mensen in de eerste eeuw een brief op naam van Paulus (zonder zijn inbreng) gewoon als bedrog zouden zien. Niet voor niets wordt in II Tessalonicenzen 2:2 gewaarschuwd tegen vervalsingen en wordt er in 3:17 duidelijk geclaimd dat de brief door Paulus zelf is geschreven. Hou ouder de brief, hoe groter het morele probleem van pseudepigrafe brieven.

Het feit dat veel brieven al in de loop van de eerste eeuw als gezaghebbend werden rondgestuurd toont daarom allereerst aan dat veel mensen al vroeg en vrij algemeen deze als authentieke brieven van Paulus zagen. Dit geldt overigens minder voor de pastorale brieven omdat deze pas in de tweede eeuw tot de brievenverzameling gerekend gaan worden.

Helaas is het vrij lastig om te bepalen waar en wanneer je het schrijven een pseudepigrafe brief moet plaatsen. Er zijn eigenlijk altijd wel meerdere mogelijkheden. In dit boek kies ik er voor om de presentatie in de tekst zelf voorrang te geven. Als de brief zegt van Paulus te zijn, dan lezen we die ook tijdens zijn leven. Ik geef daar dan wel bij aan welke twijfels er zijn aan het auteurschap. Maar ook een literaire creatie, zoals een brief op naam van een apostel, is alleen dan van enige kwaliteit als ze ook daadwerkelijk past in de tijd waarin ze gedacht is. Vroege christenen accepteerden deze brieven omdat ze zo goed pasten in het verhaal van Paulus dat deze vroege lezers dachten dat deze ook echt door Paulus zelf geschreven waren.

Het verhaal dat daarmee ontstaat is dan ook verrassend samenhangend.

Achtergrond H4: Reizen van Paulus in de jaren 36-53

Een lezer zou de reizen van Paulus kunnen begrijpen uit de brieven zelf (dus zonder gebruik te maken van het boek Handelingen):

  • Na de dood van Jezus vervolgt Paulus de gemeenten in Judea. Hij gaat naar Damascus; onder weg verschijnt Jezus aan hem. Hij trekt zich terug in ‘Arabia,’ en gaat dan weer naar Damascus (Gal 1:13-17).
  • In het derde jaar gerekend vanaf zijn roeping, wanneer de Nabatese koning Aretas gezag heeft over de poorten van Damascus (2Kor 11:32), in de jaren 36-40, ontvlucht Paulus Damascus en gaat naar Jeruzalem waar hij alleen Petrus en Jakobus kan ontmoeten. De andere volgelingen van Jezus vertrouwen het nog niet. Daarna verblijft hij in de kustgebieden van Syrië en Cilicië (Gal 1:18-21), waar de steden Antiochië en Tarsus liggen.
  • ‘Gedurende de 14 jaar daarna’ (Gal 2:1) maken Paulus en Barnabas zendingsreizen onder ‘de volken’ (Gal 2:9) en komen ze vervolgens met Titus naar Jeruzalem (Gal 2:1) om hun boodschap te toetsen. In deze periode kunnen we denken aan:
    • De reizen van Barnabas en Paulus (Gal 2:9); ook Petrus en de broeders van de Heer reizen rond (1Kor 9:5-6). Deze namen zijn ook bekend onder de Galaten (Gal 2) waar hij de jonge Timotheüs onder zijn hoede neemt.
    • De jonge Timotheüs deelt in het lijden van Paulus in Antiochië (mogelijk de stad in Pisidië) en de steden Lystra en Ikonium in het zuiden van Galatië (2Tim 3:10).
    • Paulus, Silvanus en Timotheüs bezoeken Filippi en Tessalonica in Macedonië (Fil 4:15) en Athene in Achaje, waarvandaan Timotheüs eerst nog op en neer naar Macedonië gaat (1Tess 2 en 3).
    • Paulus, Silvanus en Timotheüs komen naar Korinthe (2Kor 1:19). Ze schrijven I en II Tessalonicenzen (1Tess 1:1 en 2Tess 1:1).
    • Paulus verlaat het Romeins-Griekse Korinthe. Als hij daar de jonge Titus heeft leren kennen volgt daarna pas het specifieke bezoek met Barnabas en Titus aan Jeruzalem (zie hieronder).
    • Afgezanten van Jakobus komen naar Antiochië, waar op dat moment ook Petrus, Paulus en Barnabas zijn (Gal 2:11).
    • Paulus reist via Galatië (eventueel met Titus) naar Priscilla en Aquila in Efeze in Asia (1Kor 16:19). Vandaar schrijft Paulus zijn brief aan de Galaten.

Wie was Titus en wanneer reisde hij naar Jeruzalem?

In de brieven van Paulus neemt Titus een vergelijkbare plek in als Timotheüs: een jonge medereiziger en medewerker van Paulus, al komt Timotheüs eerder in beeld: al in de brieven aan de Tessalonicenzen. Aan beiden is een van de pastorale 'mandaatbrieven' gericht. Titus wordt door Paulus genoemd in de brief aan de Galaten, als iemand die met hem is meegereisd naar Jeruzalem en Antiochië en bij het schrijven van de brief ook in Galatië bekend lijkt. In 2Kor wordt zijn band met de gemeente in Korinthe benadrukt waar hij Paulus vertegenwoordigt. In Tit zien we hem actief op Kreta en in 2Tim in Dalmatië. Maar waar komt hij vandaan?

Algemeen wordt aangenomen dat de reis naar Jeruzalem in Gal 2:1 dezelfde zou zijn als die van de grote vergadering van apostelen in Hand 15 (al zien veel theologen een sterke invloed van de schrijver in de vormgeving van dit verhaal). Titus zou dan al vroeg een gemeentelid van Antiochië moeten zijn geweest. Maar is dat de enige mogelijkheid?

Titus is een Romeinse voornaam. De geslachtsnaam is Titius. Deze geslachtsnaam komen we tegen in Hand 18:7, als Paulus, Silas en Timotheüs rond het jaar 50 onderdak vinden in het huis van ene Titius Justus. Mogelijk was de voornaam van deze huiseigenaar Gaius, die door Paulus gedoopt was (1Kor 1:14) en waar hij onderdak heeft als hij de gemeente in Rome groet (Rom 16:23). Was Titus de zoon van deze Gaius Titius Justus? In dat geval zou dit belangrijke informatie geven over de chronologie van Paulus en de achtergrond van Titus. Titus zou dan met Paulus en Timotheüs meegegaan zijn na hun vertrek uit Korinthe. De reis met Titus naar Jeruzalem waarnaar Paulus in Galaten 2:1 verwijst, valt dan ná hun gezamenlijke tijd in Korinthe. Een reis met Titus past dan beter bij de reis naar Jeruzalem, Antiochië en Galatië in Hand 18:22-23, dan bij de apostelvergadering van Hand 15. 

Achtergrond H5: Reisplannen en reizen in de jaren 53-56

De lezer die II Korintiërs gewoon leest als één brief, zou Paulus’ reizen en reisplannen als volgt kunnen begrijpen uit de brieven zelf (opnieuw dus zonder gebruik te maken van het boek Handelingen):

  • Paulus, Titus en Timoteüs werken met Priscilla en Aquila in Efeze, de hoofdstad van Asia (1Kor 16:19). Zijn verblijf in Efeze is niet zonder conflicten; hij schrijft dat hij er met ’beesten’ gevochten heeft (1Kor 15:32). Rond deze tijd zijn ze ook nog doorgereisd naar Illyrië (Rom 15:19) – of het zuidelijk deel daarvan onder de naam Dalmatië waar Titus later naar teruggaat (2Tim 4:9).
    • Optie 1: Hier zou je de reizen naar Kreta en Macedonië in Titus en I Timoteüs kunnen plaatsen.
  • In Efeze krijgt Paulus bezoek van Sostenes uit Korinthe met een brief van de gemeente. Ook hoort Paulus dat de gemeente van Korinthe verdeeld is: sommigen staan achter Petrus, anderen achter hem, weer anderen achter Apollos, een leraar die na Paulus in Korinthe heeft gewerkt (1Kor 3:6) en daarna met Paulus in Efeze (1Kor 16:12). Samen schrijven Paulus en Sostenes I Korintiërs als antwoord. Timoteüs zal ook naar Korinthe gaan als afgezant van Paulus (1Kor 4:17 en 16:10). Paulus’ reisplannen zijn in deze brief overigens opnieuw veranderd: hij wil nu eerst in Efeze blijven tot en met Pinksteren, naar Macedonië gaan en dan in Korinthe de winter doorbrengen. Maar Timoteüs komt terug naar Paulus met slecht nieuws: de brief is niet door iedereen goed ontvangen.
    • Optie 2: Ook hier zou je de reizen naar Kreta en Macedonië in Titus en I Timoteüs kunnen plaatsen.
  • In Efeze ontstaat een groot conflict waarbij Paulus moet vrezen voor zijn eigen leven (2Kor 1:8). Paulus vraagt Titus om via Korinthe – waar hij hem moet verdedigen en de collecte moet redden - naar hem toe te komen in Troas, als hij onderweg is naar Macedonië en Korinthe (2Kor 2:12-13). Als Titus niet op tijd in Troas aankomt, steekt Paulus alvast over naar Macedonië (2Kor 2:12-13). In Macedonië voegt Titus zich weer bij Paulus met gemengd nieuws uit Korinthe (2Kor 7:6). Paulus en Timoteüs schrijven daarop II Korintiërs (2Kor 1:1) vanuit Macedonië, inmiddels een jaar na I Korintiërs (2Kor 8:10, 9:2). Titus gaat met die brief in handen terug naar Korinthe om de collecte verder te bevorderen (2Kor 8:6,17, 12:18).
  • Paulus reist hem achterna naar Korinthe (2Kor 9:4, 13:1). Vanuit Korinthe schrijft hij vervolgens de brief aan de Romeinen (af te leiden uit Rom 16:23-24, waar het om dezelfde Gajus gaat als in I Kor 1:14 en dezelfde Erastus als in 2Tim 4:20). Net als veel andere Korinthische volgelingen zijn Priscilla en Aquila inmiddels teruggekeerd naar Rome (het decreet waarmee ze verbannen zouden zijn eindigde met de dood van Claudius in het jaar 54); in Efeze hadden ze hun leven op het spel gezet voor Paulus (Rom 16:3). Timoteüs doet onder meer aan hen de groeten (Rom 16:21).
  • Paulus reist af naar Jeruzalem (Rom 15:25) en hoopt daarna via Rome naar Spanje te gaan (Rom 15:24).