Hieronder vind je de achtergrondartikelen van de hoofdstukken 3, 9, 1, 12 en 10 bij elkaar.

Achtergrond H3: Heeft Jezus écht bestaan?

Het probleem is dat vrijwel alles wat we van Jezus weten tot ons komt in de woorden van zijn volgelingen die in hem de door God gestuurde verlosser zagen. Theologen en historici maken daarom een onderscheid tussen de historische Jezus en de verkondigde Jezus. De verkondigde Jezus, de zoon van God, de Messias, is alleen door geloof te kennen. De historische Jezus, de man uit Nazareth, is het mensenleven voor zover dat op grond van geschiedkundig onderzoek te reconstrueren is, ongeacht het geloof van de historicus. Wonderen en een lichamelijke opstanding horen bij de verkondigde Jezus. Ze vallen per definitie buiten het onderzoek naar de historische Jezus. Maar een reputatie als wonderlijke genezer en de getuigenissen van opstandingservaringen van zijn volgelingen horen daar weer wel bij.
Er zijn twee manieren van historisch onderzoek. De eerste, het historisch-kritisch onderzoek, gaat van de bronnen (vooral de eerste drie evangeliën) terug naar Jezus: wat kunnen we met een redelijke mate van zekerheid zeggen dat hij gezegd en gedaan heeft? En dan geef je natuurlijk voorrang aan dingen die de evangelisten zeggen die niet in hun straatje, of dat van de vroege kerk, passen. Dat criterium levert daarmee wel per definitie een vertekend beeld op. En als je streng bent hou je ook niet heel veel over, want wat kan je nu echt zeker weten?

Volgens E.P. Sanders, The Historical Figure of Jesus (1993), zijn historici het hierover eens: Jezus is geboren in de tijd van Herodes en groeide op in Nazareth. Hij werd gedoopt door Johannes, verzamelde leerlingen en verkondigde het ‘Koninkrijk van God’ in de dorpen van Galilea. Rond het jaar 30 ging hij met Pasen naar Jeruzalem, veroorzaakte een opstootje in de tempel, vierde een laatste maaltijd met zijn leerlingen en werd gearresteerd. Hij werd door de hogepriester ondervraagd en daarna op bevel van de Romeinse gouverneur Pilatus gekruisigd. Zijn leerlingen vluchtten eerst weg maar hebben hem daarna als levend ervaren en concludeerden dat hij zou terugkeren als koning. In afwachting daarvan vormden ze een gemeenschap die hem verkondigde als Gods gezalfde.

De tweede methode, die ik gebruik in mijn Psychological Analyses and the Historical Jesus, werkt andersom: wat voor historische Jezus heb je nodig om zijn impact op de bronnen (vooral de oudste brieven) te verklaren? Deze aanpak maakt gebruik van een historisch-kritisch getoetste kern, maar vult die aan met minder zekere elementen totdat er een afdoende en geloofwaardige verklaring ontstaan voor wat we kunnen observeren bij de vertellers en vertalers. Een goede verklaring verklaart wat we lezen in hun geschriften met zo min mogelijk aannamen van buiten de bronnen.

Het zijn ook vragen die je jezelf kunt stellen terwijl je het Nieuwe Testament leest. Welke impact van Jezus vermoed je daar te zien op de mensen, die van hem vertelden en zijn boodschap vertaalden? Wat voor Jezus kan die impact gehad hebben?

Achtergrond H9: Vier Joodse stromingen

In zijn verslagen van de Joodse oorlog en van de Joodse geschiedenis, beschrijft Josephus de belangrijkste Joodse stromingen. Samengevat zegt hij:

Farizeeën

De Farizeeën leven vroom en verstandig. Ze hebben vriendschap onder elkaar en leven in goede harmonie met de rest van de samenleving. Ze hebben respect voor de voorvaderen en de mondelinge tradities en leggen de wetten nauwkeurig uit. Het volk volgt hen daarom in hun voorschriften voor de feestdagen, de offers en de gebeden. De geschiedenis wordt bepaald door de Voorzienigheid, zeggen zij, zonder dat er daarmee de vrije wil verdwijnt. God heeft immers mensen met een eigen verstand en temperament geschapen. De zielen van mensen bestaan voort na hun dood en zullen dan gestraft of beloond worden. De zielen van de rechtvaardigen zullen deelhebben aan de lichamelijke opstanding.

Sadduceeën 

De Sadduceeën, waartoe de hogepriesters en veel van de vooraanstaande burgers behoren, ontkennen de rol van de Voorzienigheid. God staat los van het kwaad in deze wereld. Ieder mens moet uit eigen vrije wil kiezen tussen goed en kwaad. Daarbij beperken de Sadduceeën zich tot de vijf boeken van de Thora en betwisten ze graag de uitleg ervan. Ze geloven ook niet in het voortbestaan van de ziel of straffen en beloningen in het hiernamaals. Gods Geest, onze levensadem, keert terug naar hem die haar gegeven heeft. Hun leer wordt niet door het volk gedeeld, daarom moeten ze de uitleg van de Farizeeën volgen als ze een bestuursfunctie bekleden.

Essenen

De Essenen, schrijft hij, gaan vooral met elkaar heel vriendschappelijk om. Ze doen niet mee met de offerdienst in de tempel maar trekken zich terug in kloostergemeenschappen waarbinnen ze hun eigen rituelen vieren, teksten kopiëren en hun voedsel verbouwen. Velen van hen zien af van het huwelijk, hoewel ze vaak wel de kinderen van anderen adopteren. Ze leven in gemeenschap van goederen en onderweg kunnen ze bij elke zustergemeenschap terecht. Zij geloven in het voortbestaan van de ziel en dat God de rechtvaardigen zal belonen in het hiernamaals. Ze leven uitermate vroom, sober en gedisciplineerd. Ze zullen nooit liegen of een eed zweren. Ze hebben grote kennis van de geschriften en letten daarbij op de gezondheid van geest en lichaam.

Sicariërs

De Sicariërs, de groep die Josephus als hoofdschuldige aanwijst voor de oorlog, zijn voortgekomen uit de opstand van Judas de Galileër in de tijd van de volkstelling van Quirinius. Deze ‘messentrekkers’ zijn het eens met de wetsuitleg van de Farizeeën maar zijn onverbrekelijk gehecht aan de vrijheid. Ze zeggen dat God hun enige rechter en heer is. Ze zijn niet bang voor de dood en geven ook niet om de dood van familie of vrienden. Ze zullen nooit uit angst of pijn het gezag van de Romeinen de erkennen.

Achtergrond H1: De strijd om het koninkrijk

Na de dood van koning Herodes werd het koninkrijk van Israël verdeeld onder drie zonen, onder toezicht van de Romeinse gouverneur van Syrië (kijk hier voor een landkaart). Maar de oudste van de drie werd weggestuurd en Judea kreeg een Romeinse commandant. De partij van de Herodianen hoopte daarna op Antipas die Galilea bestuurde. Zou hij het koninkrijk kunnen herenigen als Gods gezalfde, bij de gratie Gods?

Volgens Lucas 3:1 was het in het jaar 28 of 29 dat Johannes de Doper opstond in de woestijn: "God zelf is onze koning, bekeer je en verwelkom zijn komst." Was dat symbolisch bedoeld of een oproep tot burgerlijke ongehoorzaamheid? Johannes werd gearresteerd en later onthoofd nadat hij kritiek geuit had op Herodes Antipas, toen deze scheidde van zijn vrouw, een Arabische prinses, om te trouwen met zijn nichtje Herodias. Samen met haar wilde hij koning en koningin van heel Israël worden. Na de dood van zijn broer Filippus, vroeg hij keizer Tiberius om de gebieden van zijn broer te erven: de steden en handelsroutes over de Jordaan, tussen Arabië en Damascus.

Maar zijn vroegere schoonvader, de Arabische koning Aretas, nam het niet. Hij bracht zijn leger op de been en bracht het naar de grens. Antipas verzamelde zoveel mogelijk soldaten om hem de doorgang te beletten, maar hij had er te weinig. Zei Jezus niet: “Welke koning trekt er nu op met een leger van 10.000 man tegen een die er wel 20.000 heeft? Kun je dan niet beter vragen om de voorwaarden voor vrede?” Tot overmaat van ramp weigerden zijn ruiters te vechten voor de man die de Doper had vermoord. In de zomer van het jaar 36 werd Antipas’ leger verslagen. “God heeft hem gestraft,” zeiden de mensen. Toen Saul naar Damascus trok met de tempelpolitie, controleerde het leger van Aretas daar de poorten.

Jezus werd gearresteerd op orders van Kajafas, de hogepriester die Jeruzalem en Judea bestuurde onder het toeziend oog van de Romeinse commandant Pilatus. "Koning der Joden," luidde de beschuldiging. "Is dat wat je claimt?" vroeg Pilatus hem. "Mijn koningsschap is niet van deze wereld," zou Jezus geantwoord hebben. Toch werd hij gekruisigd als leider van een opstand tegen Rome. Dat was volgens velen tijdens het paasfeest van het jaar 30. Of 33, als je de verhalen wat tijd wil gunnen. Maar 36 kan eigenlijk ook wel, - misschien wel beter, denk ik eigenlijk (kijk hier voor de achtergrond van die jaartallen of hier voor een historisch overzicht).

Pilatus kreeg het moeilijk: hij probeerde de stad Jeruzalem te voorzien van een betere watertoevoer, maar toen hij hiervoor geld van de tempelschat liet gebruiken kwamen de mensen in opstand – een opstand die hij hardhandig liet neerslaan. “Heiligschennis,” riepen de mensen. Een toren bij het waterbekken stortte in en achttien mensen kwamen om. “Vanwege hun zonden,” zeiden ze. Jezus zei tegen iemand die hem wilde volgen: “Denk eerst goed na of je de kosten wel kunt dragen. Anders lijk je op die man die zo bespot wordt door de mensen, - omdat hij wel begon te bouwen maar niet genoeg geld had om de toren af te maken.” Toen een profeet van de Samaritanen zijn volgelingen een berg opvoerde, liet Pilatus hen doden. De Samaritanen klaagden hem vervolgens aan bij de Romeinse gouverneur van Syrië. De Romeinse gouverneur greep in. In het najaar van het jaar 36 stuurde hij Kajafas naar huis en Pilatus terug naar Rome.

Achtergrond H12: De reizen van Jezus naar Jeruzalem

Nu we de verhalen van de vier evangelisten beter hebben leren kennen, kunnen we nog eens kijken naar de reizen van Jezus naar Jeruzalem in het Evangelie naar Johannes

We hebben Marcus leren kennen als een vlotte schrijver, die zijn verhaal weet op te bouwen in drie delen: na een inleiding rondom de doop, springt het verhaal naar de arrestatie van Johannes de Doper. In Galilea gaan Jezus en zijn vrienden door met de boodschap van de Doper. De vissersverhalen laten zien dat dit in de winter is. In de lente, als het gras groent, wordt Johannes onthoofd en Jezus wijkt uit naar Libanon waar in de buurt van Caesarea Filippi, niet ver van de berg Hermon, een transformerende ervaring volgt, het keerpunt van het evangelie. Jezus begrijpt dat hij zal sterven in Jeruzalem. Opnieuw springt het verhaal voorwaarts: tegen Pasen het jaar daarop trekken Jezus en zijn vrienden naar Jeruzalem, waar hij gearresteerd en gekruisigd wordt. Marcus is dus een echt verhaal, met een start, een keerpunt en een eindpunt. Het is daarmee ook een selectief verhaal. Marcus vertelt niets over de periode waarin Johannes heel het volk bereikt met zijn boodschap, over de tijd tussen Jezus' doop en de arrestatie van Johannes, of over de acht, negen maanden tussen de transformatie op de berg en de laatste reis naar Jeruzalem.

We zagen ook dat Matteüs en Lucas de driedelige structuur van Marcus in stand houden, maar er vijf delen van maakten door er de geboorteverhalen en opstandingsverhalen aan toe te voegen. Tegelijkertijd hebben ze de drie delen zelf verrijkt met meer woorden en daden van Jezus. Maar het geografische schema van Marcus bleef in stand: een beginpunt in Galilea, een keerpunt in het noorden en het einde in Jeruzalem. Bij Lucas komt dat wat geforceerd over. De geografische aanwijzingen in het lange reisverslag van Lucas 9:51-19:41 wijzen op verschillende routes en daarmee dus ook verschillende reizen van en naar Jeruzalem. Alleen komt Jezus er nooit vanwege het geografische schema waarin het verhaal verteld wordt.

We hoeven dus niet op voorhand de historische waarachtigheid of waarschijnlijkheid van de reizen naar Jeruzalem in het Evangelie naar Johannes af te wijzen. Sterker nog, als we Lucas en de Handelingen kritisch lezen, zijn er voldoende aanknopingspunten voor het verkennen van een onderliggend historisch raamwerk dat redelijk goed past bij de reizen van Jezus in het Evangelie naar Johannes.

Een landkaart van Palestina vind je hier.

  • Leerlingen van Johannes. Volgens Luc 3:1 stond Johannes de Doper op als profeet in het 15e jaar van keizer Tiberius (bij ons van halverwege 28 tot halverwege 29). Hij doopte in zijn tijd 'heel het volk.' Hand 13:24-25 geeft aan dat hij pas tegen het eind van loopbaan sprak over de Messias (de passage in Luc 3:15-18). Hand 1:21 en Joh 1:28-41 suggereren allebei dat Jezus en zijn vrienden eerst een tijdlang leerlingen waren van Johannes de Doper, voordat Johannes de Doper zijn leerlingen op Jezus wees. Daarbij past ook dat Petrus en Andreas in Joh 1:45 nog in Bethsaïda wonen, terwijl Petrus na de arrestatie van Johannes de Doper blijkbaar getrouwd is en bij zijn schoonmoeder woont in Kapernaüm (Luc 4:38).
  • Vroege activiteiten van Jezus en zijn vrienden in Judea. Joh 3:22 en Luc 4:44 (maar niet in alle handschriften) spreken allebei over activiteiten van Jezus en sommige van zijn vrienden in Judea. Joh 2-4 speelt voor de arrestatie van Johannes de Doper (3:24). We zien Jezus met Pasen in Jeruzalem en op doorreis in Samaria. Het was vooral in de zomer dat de reis tussen Jeruzalem en Galilea niet door de bloedhete Jordaanvallei voerde maar door het vijandige Samaria.
  • Een feest in Jeruzalem. Het niet bij naam genoemde feest in Jeruzalem in Joh 5:1, waar Jezus alleen naar toegaat, heeft geen parallel in de overige evangeliën. De tekst in suggereert 5:33-35 dat Johannes inmiddels gearresteerd is.
  • Het startpunt in Marcus. In Marcus begint de missie van Jezus pas echt in Galilea nadat Johannes de Doper gearresteerd is. Daar verzamelt hij de twaalf en gaan ze de dorpen en steden rond. De visverhalen moeten we plaatsen in de winter.
  • De 5.000 man. Na enkele maanden wordt Johannes onthoofd. Vijfduizend mannen verzamelen zich rond Jezus. Volgens Mar 6:39 is het gras groen, wat past bij de melding in Joh 6:1 dat het bijna Pasen was. Volgens Johannes wilden ze Jezus 'koning' maken. Het lijkt erop dat hij, de opvolger van de onthoofde Johannes, reden heeft om voor zijn leven te vrezen.
  • Het keerpunt in Marcus. Jezus trekt zich terug naar het noorden en verblijft zoveel mogelijk buiten Galilea. De transformatie op de berg heeft geen parallel in het Evangelie naar Johannes, maar wel de woorden van Petrus dat hij de Messias is (Mar 9:29 en Joh 6:69). Marcus slaat vanaf hier de nodige maanden over tot de laatste reis naar Jeruzalem, Lucas maakt van al het materiaal een lange reis van de transformatie tot de kruisiging (Luc 9:51-19:41).
  • Reizen tussen Galilea en Jeruzalem in Lucas. De geografische informatie in Lucas wijst op meerdere routes en daarmee ook op meerdere reizen tussen Galilea en Jeruzalem:
    1. In Luc 9:52 reist Jezus door Samaria naar Jeruzalem en niet door de Jordaanvallei (wat verklaarbaar zou zijn vanwege de zomerhitte ofwel vanuit de wenst om niet herkend te worden). Vers 58 geeft aan dat Jezus geen veilig thuis heeft.
    2. In Luc 10:38 is Jezus bij Martha en Maria, in Bethanië bij Jeruzalem. Lucas laat de plaatsnaam weg.
    3. Luc 13:31-35 spreekt van het gevaar dat Jezus loopt in de gebieden van Herodes Antipas (Galilea en de oostelijke Jordaanvallei. Jezus lijkt afscheid te nemen van een stad die hij al vaak bezocht: 'Jeruzalem, Jeruzalem, (..) Hoe vaak heb ik je kinderen niet bijeen willen brengen zoals een hen haar kuikens onder haar vleugels hoedt, maar jullie hebben het niet gewild. Jullie stad wordt aan haar lot overgelaten. Ik verzeker jullie: jullie zullen mij niet meer zien, tot de tijd komt dat je zult zeggen: “Gezegend hij die komt in de naam van de Heer!”’ 
    4. Luc 17:11 is curieus: Op weg naar Jeruzalem reist Jezus door 'Samaria en Galilea' in plaats van de Jordaanvallei en Jericho. Dit is alleen logisch als hij eerst noordwaarts moet, bijvoorbeeld om de vrouwen op te halen in Galilea (Luc 23:49) en gaan in 18:31-35 op zijn laatste reis naar Jeruzalem voor Pasen. Ze gaan zuidwaarts door de Jordaanvallei, langs Jericho. 
  • Reizen tussen Galilea en Jeruzalem in Johannes. Het is goed mogelijk dat de informatie in Lucas niet chronologisch geordend is. Lucas kan eenvoudigweg wat losse reisverhalen bij elkaar gebracht hebben. Aan de andere kant passen de reizen in Johannes vrij goed bij de geografische informatie in Lucas:
    1. In Joh 7 reist Jezus in het geheim naar Jeruzalem voor het Loofhuttenfeest, in de vroege herfst. Daar, beschermd door de feestende massa, treedt hij publiekelijk op.
    2. In de winter (Joh 10:22) is hij opnieuw in Jeruzalem voor Chanoeka.
    3. Na Chanoeka verblijft hij in de oostelijke Jordaanvallei (10:40). Op verzoek van Martha en Maria komt hij naar Bethanië omdat hun broer Lazarus ziek is (11:1). Na de opschudding (Jezus wekt Lazarus op uit de dood, vertelt Johannes), is het niet meer veilig. 
    4. Jezus duikt onder in het woestijnplaatsje Efraïm, in het noorden van Judea (11:53-54). Met Pasen (11:55) gaat Jezus met zijn discipelen én de vrouwen (19:25) voor de laatste keer naar Jeruzalem. Jezus moest dus eerst noordwaarts. Zes dagen voor het feest komen ze in Bethanië aan, wat op de route ligt als ze door de Jordaanvallei zuidwaarts zijn getrokken.
  • Het eindpunt in Marcus. Net als in Marcus is het laatste deel van Lucas en Johannes gewijd aan de laatste week van Jezus in Jeruzalem.

De reizen tussen Galilea en Jeruzalem in het Evangelie naar Johannes passen bij de geografische informatie in het Evangelie naar Lucas. Johannes vertelt daarmee wat in Lucas al wel aanwezig was maar niet door hem belicht werd: een spannende periode waarin Jezus zonder een veilig thuis was en de bescherming van de volksmassa tijdens die feesten in Jeruzalem nodig had om publiekelijk op te kunnen treden. Toen zelfs dat te gevaarlijk werd, dook hij onder om pas met Pasen met zijn volgelingen uit Galilea zijn laatste reis te maken.

Achtergrond H10: Lucas en de politici

Veel mensen weten het niet, maar alle jaartallen over Jezus en Paulus die je in de geschiedenisboeken of op wikipedia leest zijn afhankelijk van het Evangelie naar Lucas. De andere delen van het Nieuwe Testament zijn gewoon niet precies genoeg om tot een datering te komen. Zie hier voor een overzicht.

Van alle schrijvers in het Nieuwe Testament is alleen Lucas consequent geïnteresseerd in politici en de gebieden die ze bestuurden. Zij waren voor zijn publiek in de eerste eeuw ook uit andere bronnen bekend. Velen lieten munten en inscripties na of speelden een rol in andere verhalen. De lezers van Lucas konden zo de verhalen plaatsen in het raamwerk van hun eigen geschiedenis.

Een solide setting wil nog niet zeggen dat Lucas' verhalen over Jezus en Paulus historisch en chronologisch betrouwbaar zijn. De meeste historici gaan, op basis van Matteüs, uit van een geboorte van Jezus ten tijde van Herodes de Grote, de koning van heel Israël. 

Lucas zou dan een fout gemaakt hebben door deze te koppelen aan de volkstelling van het jaar 6 onder gouverneur Quirinius. Maar juist Matteüs was een kunstenaar, zoals we in het vorige hoofdstuk zagen. Het past bij Matteüs om de geboorte van Jezus symbolisch te plaatsen onder 'Farao' Herodes. Lucas kan met zijn verwijzing naar Herodes ook doelen op Archelaüs, die als ‘Herodes de Ethnarch’ (zo heet hij op zijn munten) alleen Judea regeerde. De reis van Archelaüs naar keizer Augustus in Rome lijkt achter de gelijkenis van de koning te liggen in Lucas 19:11-27. Lucas weet ook dat de volkstelling van Quirinius samenviel met de opstand van Judas de Galileër (Hand. 5:37), toen de Ethnarch afgezet werd en Judea een Romeinse provincie werd. Een (klein)zoon van Judas speelde een belangrijke rol bij de uitbraak van de Joodse Oorlog in het jaar 66, ongetwijfeld bekend bij Lucas en een belangrijk deel van zijn publiek.

Als we Lucas en Handelingen lezen zónder het Evangelie naar Matteüs, als we ons alleen afvragen welke chronologie Lucas zelf hanteerde, dan moeten we uitgaan van wat hij zelf schreef: volgens  Lucas werd Jezus geboren onder Quirinius (het jaar 6) en trad hij op onder Pilatus toen hij ongeveer 30 jaar oud was. Het boek Handelingen begint dan tegen of in het jaar 36.